Ons Geld pleit voor invoering van digitaal contant geld. Wat is dat eigenlijk, en wat is het belang ervan?

Historisch vertegenwoordigt geld een ‘nominale’ en een ‘intrinsieke’ waarde. Zo had een zilveren munt de nominale waarde die erop stond, en de intrinsieke zilverwaarde die erin zat. Deze waren zelden gelijk, wat zorgde voor monetaire instabiliteit. Het was aantrekkelijk om munten met een relatief hoge zilverwaarde aan de omloop te onttrekken, en om te smelten in munten met een relatief lage zilverwaarde.

Het moderne geldstelsel is niet meer gebaseerd op goud en zilver. Toch heeft het nog steeds te kampen met een verschil tussen nominale en intrinsieke waarde. Dat komt doordat hedendaags geld, dat op de bank staat, bestaat uit geldvorderingen. Deze hebben een nominaal bedrag (het geldtegoed) en een reële waarde die afhankelijk is van de waarschijnlijkheid dat een bank aan haar verplichtingen voldoet. De reële waarde van een geldtegoed is doorgaans lager dan het nominale bedrag, omdat er altijd een risico is dat de bank haar verplichtingen niet nakomt.

Uitlenen met een blinddoek voor
Op een ‘vrije markt’ worden risico’s ingeprijsd, wat leidt tot waardering in reële waarden. Geldtegoeden vormen hierop een uitzondering. Ze zijn onttrokken aan vrije prijsvorming en worden gewaardeerd tegen (het hogere) nominale bedrag. Dat is nodig om ze als geld te laten functioneren. Daartoe wordt rond geldtegoeden de marktwerking geblokkeerd. De overheid doet dat met bijzondere regels voor banken. Door deze regels kunnen banken geld lenen van het publiek, zonder te zeggen wat ze ermee gaan doen. Andere bedrijven mogen dat niet. Die moeten juist voldoen aan regels die zorgen dat investeerders weten waar ze instappen, als ze geld uitlenen. Voor banken is dat omgekeerd. Wie zijn geld ‘op de bank zet’, leent het uit met een blinddoek voor. De meeste rekeninghouders weten niet eens dat ze met hun ‘tegoed’ een onderneming financieren.

De overheid doet dus iets wat ze eigenlijk niet moet doen. Ze verstoort de markt en zorgt dat mensen risico lopen zonder dat te weten, zonder er bewust voor te kiezen, en zonder de eventuele winst ervan te krijgen. Dit gaat gepaard met opbouw van risico’s in het geldstelsel, waarvoor het publiek de rekening betaalt. Waarom doet de overheid dit?

Betaling over afstand
Betaling met geldtegoed had een voordeel ten opzichte van betaling met contant geld. Voor betaling in munten moet je die munten overdragen. Als je bij elkaar bent is dat geen probleem. Maar als je in verschillende steden of landen zit, is dat ongemakkelijk. Dan is het makkelijker te betalen door geld ‘over te schrijven’. Betaling gebeurt dan niet door overdracht van contant geld, maar door overdracht van informatie over geldtegoeden. Door gebruik van geldtegoeden werd betaling over afstand net zo makkelijk als telefoneren en telegraferen. De voordelen hiervan waren zo groot, dat het te verklaren is dat overheden de banken een aparte status hebben gegeven.

Privileges
Banken genieten meerdere privileges. Als enige mogen ze tegoeden aantrekken van het publiek en kunnen ze terugvallen op krediet van de centrale bank. Zo ontvangen banken structurele staatssteun, in de vorm van gesubsidieerd krediet.

Ook hebben banken het privilege om van het publiek geleend geld, weer uit te lenen. Het geldtegoed van de één wordt daarmee ook het geldtegoed van een ander. Dat is de magie van de bankier, die op wonderbaarlijke wijze geld lijkt te vermenigvuldigen. In feite wordt er echter geen geld gecreëerd, maar geld beloofd. En beloven kan iedereen zoveel hij wil. De vraag is alleen of hij zijn belofte ook na kan komen.

Vertrouwen
Regelmatig blijken banken dat eigenlijk niet te kunnen. Maar dat is voor hen zelden echt een probleem, daar ze kunnen terugvallen op gesubsidieerd krediet. Zouden ze dat krediet niet krijgen, dan zou het algemene vertrouwen in geldtegoeden wegvallen, en het bankgeldstelsel instorten. De kunstmatige waardering van geldtegoeden tegen het nominale bedrag wordt dan onhoudbaar. Een geldtegoed zou dan een voortdurend wisselende reële waarde krijgen, variërend van nihil tot boven nominaal, afhankelijk van de kredietwaardigheid van de bank. Geldtegoeden zijn dan niet meer te gebruiken als geld. Het zijn dan gewone beleggingen geworden.

Digitaal contant geld
Dat is precies wat met het bankgeld moet gebeuren. De privileges van de banken moeten worden afgeschaft. Ze zijn namelijk niet meer nodig. Banken hebben die privileges om betaling over afstand te faciliteren. In de tijden van postkoets en analoge telefoon was dat nuttig. Maar in het digitale tijdperk is dat achterhaald. Het is al lang mogelijk om een digitale vorm van contant geld in te voeren, waarmee makkelijk en veilig over afstand kan worden betaald. Het op schuld (geldvordering) gebaseerde bankgeld kan dan worden vervangen door schuldvrij overheidsgeld. Ons geldstelsel wordt dan gebaseerd op renteloos geldbezit in plaats van rentedragende geldvorderingen.

De technologie is inmiddels zo ver gevorderd dat individuen in hun zolderkamer eigen ‘crypto-munten’ fabriceren. Maar wanneer gaat de overheid inzien dat ze het geldstelsel niet aan grote en kleine entrepreneurs moet overlaten? Hier ligt een publieke taak die optimaal wordt ingevuld door invoering van digitaal contant geld. Fysiek contant geld kan daarbij gewoon blijven bestaan. Bancaire geldtegoeden gaan dan echter verdwijnen. Ze worden van de bank gehaald, in de vorm van contant geld. Voor zover ze op de bank blijven staan worden ze gewaardeerd tegen de reële waarde. Het geldstelsel bestaat dan nog alleen uit fysiek en digitaal contant geld. De nominale waarde ervan wordt dan niet meer ondermijnd door een (lagere) onderliggende intrinsieke waarde. Een eeuwenoud manco van het geldstelsel is dan overwonnen.

Dienstbaar en stabiel
De mensen kunnen hun tegoeden dan van de bank halen en bewaren in hun digitale kluis. Het staat dan niet meer bloot aan kredietrisico. De overheid kan monetair beleid gaan voeren gericht op nul inflatie, zodat contant geld (fysiek en digitaal) zijn waarde behoudt, en dat rente op sparen kan worden afgeschaft. Wie spaart bewaart zijn geld voor later, zonder dat het betaalkracht verliest. Wie rendement zoekt investeert het, of leent het uit, en ontvangt eventueel profijt, maar draagt ook het risico.

Door zelf het geld te scheppen stelt de overheid de samenleving in staat schulden af te betalen. Zo kan de Europese schuldenproblematiek worden opgelost, zonder uitbuiting en bezuiniging. Sociale verworvenheden worden dan versterkt, in plaats van afgeschaft. Bovendien stelt het de overheid en de bevolking in staat om te investeren in kwaliteit en duurzaamheid: schone lucht, schoon water, duurzame voedselvoorziening, goede zorg, goed onderwijs en een fijne leefomgeving voor iedereen.

Een publiek digitaal geldstelsel kan de maatschappij laten bloeien. Het maakt inzichtelijk waar geld ophoopt, en ziet ook waar tekorten zijn. Geld moet circuleren. Het is de bloedsomloop van de economie. Als die economie hapert, kan in een digitaal geldstelsel de circulatie effectief op gang worden gehouden. Belastingen nemen opstoppingen weg en uitkeringen vullen tekorten aan. Zo kan de economie zonder onnodige schommelingen voorzien in de levensbehoeften van iedereen.

Waarom is dat nog niet gebeurd?
Waarom hebben we eigenlijk nog geen digitaal contant geldstelsel? Politici hebben zich door economen en bankiers decennialang laten aanpraten dat zij zich niet met het geld moeten bemoeien. Politici zijn gaan geloven dat commerciële exploitanten het best voor ons geld kunnen zorgen, en dat de overheid er een potje van zou maken. Als je deze lijn doortrekt kan de overheid het leger en de politie ook maar beter aan de commercie overlaten.

De mening dat de overheid zich beter afzijdig kan houden van het geld is niet op feiten gebaseerd. De feiten tonen juist dat het commercieel geëxploiteerde bankgeldstelsel inherent instabiel is, en steeds instabieler wordt. Overheidsmacht is hetgeen het bankgeldstelsel nog enigszins stabiliseert. Dat is terug te zien in de voorkeur van commerciële geldscheppers voor staatsschuld als dekking van hun geld. Staatsschuld wordt gedekt door de macht om belasting te heffen. In het bankgeldstelsel wordt deze macht in belangrijke mate gebruikt om het geld overeind te houden. Via het huidige geldstelsel wordt dus zelfs de macht tot belastingheffing indirect commercieel geëxploiteerd.

Het schuldgeldstelsel
Dit bankgeldstelsel is echter tegen zijn grenzen aangelopen. Het is gebaseerd op schuld en gaat daardoor gepaard met schuldenlasten. Het is eigenlijk een gigantische administratie van onbetaalde schulden. Het geld om die schulden te voldoen ontbreekt. Dat beklemt de samenleving, en inmiddels ook het bankwezen zelf. Om meer bankgeld te maken, moeten de schulden toenemen, wat de schuldenlasten weer vergroot. Dit leidt tot structurele stagnatie en teloorgang van welvaarts- en welzijnspotenties. De remedie hiertegen is inflatie. Door inflatie kunnen immers de reële schuldenlasten afnemen. In het bankgeldstelsel is ‘matige inflatie’ dan ook het doel van monetair beleid, wat merkwaardig is, daar dit afbreuk doet aan de stabiliteit van de munt.

Om inflatie te krijgen hebben centrale banken de laatste jaren ongekend veel obligaties gekocht. Dit hebben ze gedaan op rentedragend krediet. Dat wil zeggen, door de koopsom van die obligaties op rekening bij te schrijven. De rente die ze betalen is momenteel laag, nul of zelfs negatief. Op dit moment staan de centrale banken er goed bij. Maar als de inflatie straks aantrekt, verandert dat. De waarde van de gekochte obligaties gaat dan dalen, en de kosten van de centrale banken gaan stijgen. Zij komen mogelijk met een ‘restschuld’ te zitten, en een netto rente-afdracht aan de commerciële banken. De kredietwaardigheid van centrale banken wordt dan twijfelachtig, en naarmate de belastingbetaler moet bijspringen komt ook de legitimiteit van dit instituut ter discussie te staan.

Eigenlijk zou die legitimiteit nu al een punt moeten zijn. Centrale banken verstoren de markt. Met enorme aankopen beïnvloeden ze de financiële markten. Ze zorgen bovendien dat het publiek het spaargeld blind belegt in banken, en ze houden die banken met staatssteun overeind. De oorzaak voor de volgende crises is door de centrale banken gecreëerd.

Een ander beleid
Vooralsnog komen beleidsmakers met volkomen verkeerde reacties hierop. In plaats van het geldstelsel structureel te hervormen, hervormen ze de samenleving. Sociale verworvenheden worden afgebroken om het gulzige schuldgeldstelsel overeind te houden. Met bezuinigingen worden de spaarpotten gevuld om de volgende crises af te kopen. Die spaarpotten kunnen echter nooit voldoende zijn om de in het bankgeldstelsel opgebouwde risico’s te dekken.

Dit beleid is gedoemd om te mislukken, en politieke spanningen te voeden. De mogelijkheid om het geldstelsel wel effectief aan te pakken, is echter maar één stap van ons verwijderd. Daarvoor moeten politici gaan inzien dat beschikbaarstelling van het geld dat de algemene waarde-eenheid belichaamt, een publieke taak is, die een democratie niet uit handen mag geven.

Met digitale technieken kan deze taak stabiel, maatschappelijk verantwoord en kosteneffectief worden vervuld. In het verleden had de overheid goede grond het geldstelsel aan banken over te laten. Maar dat is achterhaald. We kunnen het geldstelsel nu beter inrichten dan ooit tevoren, los van alle commerciële belangen, en dienstbaar aan hetgeen wij als democratie willen bereiken.

Download deze tekst als pdf.

Reacties zijn gesloten.