Het systeem is instabiel, veroorzaakt een steeds grotere schuldenlast, leidt tot inflatie, draagt bij aan steeds schevere welvaartsverdeling en is niet duurzaam, meent Michiel Hötte.

“Als econoom volg ik met stijgende verbazing de discussie over de kreditcrisis. De kern van het probleem komt in de media en het politieke debat niet aan de orde. En een debat dat de kern niet raakt zal geen bruikbare oplossingen opleveren. Dat baart zorgen.

De problemen zijn onlosmakelijk verbonden met geldcreatie door schuld. Dit heeft een uitleg nodig. Geld wordt in het huidige financiële systeem niet meer door de overheid gecreëerd en in omloop gebracht – zoals veel mensen denken – maar alleen door banken. Elke keer dat iemand een lening of hypotheek afsluit wordt, met een druk op een computerknop, geld uit niets gecreëerd.

De overheid kan op twee manieren aan geld komen: door belasting te innen en door geld te lenen. De staat kan dus niet zelf geld creëren en in omloop brengen. Kortom; geld ontstaat alleen door het aangaan van schulden. Geld is schuld. Dit levert een paradox op. Wanneer alle bedrijven, particulieren en overheden morgen al hun schulden zouden aflossen (wat heel positief klinkt) dan zou op dat moment geen geld meer bestaan.

Dit is moeilijk te bevatten, omdat U en ik wellicht meer spaargeld bezitten dan schulden. Maar per saldo moeten in het systeem altijd veel meer schulden dan tegoeden bij banken bestaan. Over de schulden betalen particulieren, bedrijven en overheden rente. Doordat de banken meer leningen hebben uitstaan dan zij (spaar)geld beheren, hebben banken per saldo rente-inkomsten. (Het is dus niet zo dat banken veel verdienen doordat debetrente hoger is dan creditrente. Dit speelt slechts een kleine rol). Maar het geld dat aan rente moet worden betaald bestaat niet. Ook dit geld moet eerst van banken worden geleend.

Dit bizarre systeem is alleen in evenwicht zolang het economische groeipercentage niet daalt. Zodra de groei inzakt zijn er per definitie bedrijven, particulieren of overheden die niet langer aan hun schulden kunnen voldoen. Geldcreatie door schuld doet denken aan een stoelendans. Alles gaat goed zolang de muziek speelt, maar zodra de muziek stokt blijken er te weinig stoelen te zijn en vallen deelnemers af.

Geldcreatie door schuld bij banken brengt veel nadelen met zich mee.

Ten eerste een steeds groeiende schuldenlast. Door de rentebetalingen over schuld wordt continu geld overgeheveld uit de reële economie (bedrijven, burgers en overheden die diensten en producten produceren) naar de banken. De reële economie lijdt onder deze aderlatingen. Banken strijken de winst op, terwijl – het bewijs is de huidige crisis – ze niet navenant bijdragen aan de reële economie.

Een tweede nadeel is dat het systeem bijdraagt aan een steeds schevere welvaartsverdeling. In westerse economieën zijn de afgelopen jaren de winsten uit vermogensbeheer groter geweest dan winsten uit bedrijvigheid in de reële economie. De vermogenswinsten komen grotendeels terecht bij een kleine financiële elite van aandeelhouders, speculanten en topmanagers.

Een derde nadeel is inflatie. In een optimale situatie is de waarde van geld stabiel. Maar geldcreatie door schuld gaat in de praktijk bijna altijd gepaard met inflatie. Het inflatiepeil is bovendien niet stabiel doordat de geldcreatie moeilijk te sturen is.

Ten vierde gaat de huidige financiering van groei uit van exponentiële groei. Alleen gekken en economen denken dat exponentiële economische groei blijvend mogelijk is in een begrensde wereld. Het systeem is dus niet duurzaam.

Een vijfde nadeel is ten slotte de fundamentele instabiliteit. Banken mogen tussen 10 en 20 maal meer geld uitlenen dan zij beheren. Wanneer meer dan 10 procent van de spaarders tegelijk op het idee komen om hun geld weg te halen dan kan geen enkele bank al zijn klanten uitbetalen. Een “solide bank” bestaat dus niet.

Daar komt bij dat de instabiliteit de laatste jaren steeds groter is geworden. Dit komt onder meer door mondigere aandeelhouders die winstgroei op korte termijn eisen, door winstdeling en gouden handdrukken voor topmanagers waardoor zij grotere risico’s nemen en door complexe derivaten en gestapelde producten (bijvoorbeeld de hypotheken uit de VS die in pakketten worden gebundeld en verhandeld) die de markt minder transparant maken. Ook hedgefondsen die overnames ingang zetten wanneer de winst bij een voorzichtige bank even achterblijft veroorzaken instabiliteit.

Veel banken die geld van spaarders beheren lenen geld aan hedgefondsen. Wanneer het misgaat bij een hedgefonds kan dit banken in hun val meeslepen. Het is paradoxaal dat banken betrokken zijn bij hedgefondsen die instabiliteit veroorzaken, terwijl banken naar stabiliteit zouden moeten streven.

Een aantal problemen kan door betere regels en toezicht worden weggenomen, maar helaas lang niet alle. En het verbeteren van het toezicht is een probleem op zich, doordat in veel landen de toezichthoudende centrale banken eigendom zijn van private banken. De banken houden daar in wezen toezicht op zichzelf. De Federal Reserve Bank in de USA is hiervan een goed voorbeeld en dat het toezicht van de “Fed” heeft gefaald voelen we nu allemaal. Bij gebrekkig toezicht op een instabiel systeem kunnen crises niet uitblijven. Doordat de markten met elkaar zijn verbonden levert gebrekkig toezicht in een deel van de wereld risico’s op voor de hele wereld.

Kortom; het systeem is instabiel, veroorzaakt een steeds grotere schuldenlast, leidt tot inflatie, draagt bij aan steeds schevere welvaartsverdeling en is niet duurzaam. Dat is nogal wat. Maar er is een oplossing. Geldcreatie in kapitalistische, democratische landen moet weer een taak worden van de overheid.

Dit kan op meerdere manieren.

Het nationaliseren van alle geldscheppende banken is de meest eenvoudige weg. Private banken mogen dan niet meer uitlenen dan zij aan vermogen beheren en zij verliezen hierdoor hun geldscheppend karakter.

Een tweede manier is een overstap naar geldcreatie op basis van “groeideling”. Stel dat de verwachte economische groei 3 procent is, dan besteedt de overheid, bovenop geïnde belastingen, een extra bedrag ter grootte van 3 procent van de geldhoeveelheid. Dit geld wordt niet geleend, maar door de overheid gecreëerd. Door deze extra overheidsuitgaven neemt de geldhoeveelheid toe in hetzelfde tempo als de groei van de economie, waardoor de waarde van het geld stabiel blijft.

De overheid kan het “groei-geld” uitgeven aan infrastructuur, lerarensalarissen of kinderopvang. Dat is een politieke keuze. Het is ook mogelijk om het “groei-geld” te verdelen over de bevolking. De overheid kan het geven aan armen of juist aan rijken, ook dat is weer afhankelijk van de politieke kleur van de regering.

Wat mij verbaast aan de huidige discussie in de media is dat steeds weer dezelfde experts aan het woord zijn die het opnemen voor het systeem en niemand buiten de bestaande kaders kan of durft te denken. Zelfs Willem Middelkoop, die niet uit het bankwezen komt, houdt zich opeens op de vlakte omdat de waarheid tot grotere paniek en diepere crisis kan leiden. Maar door de problemen te bagatelliseren, het publiek gerust te stellen en een oppervlakkige discussie te voeren wordt de aard en ernst van de crisis en de noodzaak tot veranderingen niet duidelijk.

De politiek is ondertussen, begrijpelijk, bezig met brandjes blussen en heeft geen lange termijn visie. Maar de wijze waarop de brandjes worden geblust kan termijnoplossingen in de weg staan. Zo is de nationalisatie van ABN Amro en Fortis toevallig een stap in de goede richting, maar de steun aan ING niet. Wanneer Wouter Bos zegt dat de nationalisatie van ABN Amro en Fortis tijdelijk is en de banken zo snel mogelijk zullen worden verkocht “omdat bankieren nu eenmaal geen zaak van de overheid is” dan vraagt niemand “waarom?”.

Deze vraag moet aan de orde komen. Het is hoog tijd voor een minder oppervlakkig publiek en politiek debat over ons financiële systeem.

 

door Michiel Hötte

Dit artikel verscheen 24 oktober 2008 in de NRC. 
Michiel Hötte is winnaar van de Golden Ark / Future for Nature Award 2008.

Reacties zijn gesloten.